|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
|
1) | En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen1) onder de wolk waren,2) en allen door de zee doorgegaan zijn; |
2) | En allen in Mozes3) gedoopt zijn in de wolk en in de zee; |
3) | En allen dezelfde4) geestelijke5) spijs gegeten hebben; |
4) | En allen denzelfden geestelijken drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde;6) en de steenrots was Christus.7) |
5) | Maar in het meerder deel van hen heeft God geen welgevallen gehad; want zij zijn in de woestijn ter nedergeslagen.8) |
6) | En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden,9) opdat wij geen lust10) tot het kwaad zouden hebben, gelijkerwijs als zij lust gehad hebben. |
7) | En wordt geen afgodendienaars, gelijkerwijs als sommigen van11) hen, gelijk geschreven staat: Het volk zat neder om te eten, en om te drinken, en zij stonden op om te spelen.12) |
8) | En laat ons niet hoereren, gelijk sommigen van hen gehoereerd hebben,13) en er vielen op een dag drie en twintig14) duizend. |
9) | En laat ons Christus niet verzoeken,15) gelijk ook sommigen van hen verzocht hebben,16) en werden van de slagen vernield. |
10) | En murmureert niet, gelijk ook sommigen van hen gemurmureerd hebben,17) en werden vernield van den verderver.18) |
11) | En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden;19) en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der20) eeuwen gekomen zijn.21) |
12) | Zo dan, die meent te staan,22) zie toe, dat hij23) niet valle. |
13) | Ulieden heeft geen verzoeking bevangen dan menselijke;25) doch God is getrouw, Die u niet zal laten verzocht worden boven hetgeen26) gij vermoogt; maar Hij zal met de verzoeking27) ook de uitkomst geven, opdat28) gij ze kunt verdragen.24) |
14) | Daarom, mijn geliefden, vliedt van den afgodendienst.29)30) |
15) | Als tot verstandigen spreek ik;31) oordeelt gij, hetgeen ik zeg. |
16) | De drinkbeker der32) dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen,33) is die niet een gemeenschap des bloeds van Christus? Het brood, dat wij breken, is dat niet een gemeenschap des lichaams van Christus?34) |
17) | Want een brood is het, zo zijn wij velen een lichaam,36) dewijl wij allen eens broods deelachtig zijn.35) |
18) | Ziet Israel, dat naar het vlees is:37) hebben niet degenen, die de offeranden eten, gemeenschap met het38) altaar? |
19) | Wat zeg ik dan? Dat een afgod iets is, of dat het afgodenoffer iets is? |
20) | Ja, ik zeg, dat hetgeen de heidenen offeren, zij den duivelen offeren,39) en niet Gode; en ik wil niet, dat gij met de duivelen gemeenschap hebt. |
21) | Gij kunt den drinkbeker40) des Heeren niet drinken, en den drinkbeker der duivelen; gij kunt niet deelachtig zijn aan de tafel des Heeren,41) en aan de tafel der duivelen.42) |
22) | Of tergen wij den43) Heere? Zijn wij sterker44) dan Hij? |
23) | Alle dingen zijn mij45) geoorloofd, maar alle dingen zijn niet oorbaar;46) alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen stichten niet.47) |
24) | Niemand zoeke dat zijns zelfs is;48) maar een iegelijk zoeke dat des anderen is.49) |
25) | Eet al wat in het50) vleeshuis verkocht wordt, niets ondervragende,51) om des gewetens wil; |
26) | Want de aarde is des Heeren,52) en de volheid derzelve. |
27) | En indien u iemand van de ongelovigen53) noodt, en gij daar gaan wilt,54) eet al wat ulieden55) voorgesteld wordt, niets ondervragende,56) om des gewetens wil. |
28) | Maar zo iemand tot57) ulieden zegt: Dat is afgodenoffer; eet het niet, om desgenen wil, die u dat te kennen gegeven heeft, en om des gewetens wil. Want de aarde is des Heeren,58) en de volheid derzelve. |
29) | Doch ik zeg: om het geweten, niet van uzelven, maar des anderen;59) want waarom wordt mijn vrijheid geoordeeld van een ander geweten?60) |
30) | En indien ik door genade61) der spijze deelachtig ben, waarom word ik gelasterd over hetgeen, waarvoor ik dankzeg? |
31) | Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods. |
32) | Weest zonder aanstoot te geven, en den Joden, en den62) Grieken, en der Gemeente Gods.63) |
33) | Gelijkerwijs ik ook in alles allen behaag, niet zoekende mijn eigen voordeel, maar het voordeel van velen, opdat zij mochten behouden worden. |